William Turner - De Gouden Tak
Bedroefd verliet
ik de grot. Wat een verschrikkelijke woorden sprak de Sibylle. Een van mijn
mannen zou plots gestorven zijn. En dat was nog niet eens opgemerkt.
Als haar woorden
op waarheid berustten, zou ergens een dode moeten liggen.
We speurden het hele
gebied rond de schepen af. Uiteindelijk vonden we half onder het zand van het
strand het lichaam van Misenus. De arme stakker was door een golf op de scherpe
klippen te pletter geslagen.
Alweer een dode te
betreuren. Alweer verdriet. Houdt het dan nooit op?
De Sibylle had
gelijk wat betreft het verlies van een van mijn mannen. Ze had dat naar
waarheid voorspeld. Haar adviezen konden we dus maar het beste opvolgen. Ik
liet de mannen in het bos hout zoeken voor een brandstapel zodat we de
ongelukkige Misenus zijn laatste eer konden bewijzen.
Terwijl ik de
mannen bezig zag met het kappen van bomen, vroeg ik me af waar in dat oude
donkere woud toch die boom met de gouden tak, waarover de Sibylle had
gesproken, zich zou bevinden.
Zoeken leek mij
onbegonnen werk. Het bos was zo onmetelijk groot en er stonden zoveel bomen. Had
ik maar ergens een aanwijzing gehad waar die boom stond, dan zou het
gemakkelijker zijn. Ik was de wanhoop nabij. Dit leek me een onmogelijke
opgave.
Toen zag ik echter
twee duiven mijn richting op komen. Ik herkende ze gelijk als de vogels van
mijn moeder. Zij zou mij hierbij helpen. De duiven zouden me de weg wijzen naar
de gouden tak. Als ik hen volg, dan zal ik de boom vinden.
De duiven vlogen
voor mij uit diep het woud in. Uiteindelijk streken ze neer in een oeroude
eikenboom met goudglanzend gebladerte. Dat was de boom met de gouden tak.
Ik deed wat de
Sibylle me opgedragen had en brak met de hand de gouden tak van de boom af.
Daarna dankte ik mijn moeder en zocht ik me een weg terug door het dichte woud.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten