KUNST, CULTUUR EN MYTHOLOGIE
KUNST, CULTUUR, MYTHOLOGIE OMLIJST DOOR MUZIEK
COLCHICUM
Colchicum of Herfsttijlozen is een geslacht van vaste planten uit de familie
Colchicaceae, dat een
honderdtal soorten omvat.
De naam Colchicum is afgeleid van Colchis, de streek waar de
mythologische gifmengster Medea woonde. Het
grootste aantal soorten treft men in de Balkan en in Anatolië
aan.
De herfsttijloos (Colchicum autumnale, synoniem:
Colchicum multiflorum), is een plant uit de herfsttijloosfamilie
(Colchicaceae). De soort stamt oorspronkelijk uit West-Azië en het Middellandse
Zeegebied, maar komt nu met uitzondering van het Noorden, in geheel Europa voor.
De plant komt vooral voor in bossen, langs duinpaden en in vochtige weilanden.
In Nederland is de soort zeldzaam in het wild en gaat achteruit: de soort staat
op de Nederlandse
Rode lijst en is in Nederland ook wettelijk
beschermd.
De Nederlandse naam zou slaan op het nog geen bladeren hebben bij de bloei.
De plant is zeer giftig en mag dan ook niet door dieren gegeten worden. Het is
een bolgewas dat lijkt op krokussen. De plant bloeit in de
herfst, maar de bladeren en vruchten komen pas in het
voorjaar tevoorschijn. Het is een zogenaamde droogbloeier. Dat wil
zeggen dat de bol geen water opneemt en geen wortels en bladeren vormt tijdens
de bloei.
De bloem heeft drie stijlen en zes meeldraden
en onderscheidt zich op deze wijze van de krokus. De stempels zijn gebogen en
lopen af op de stijlen. Drie meeldraden zijn hoger geplaatst dan de drie
andere.
De meest gekweekte herfsttijloos is de oosterse soort Colchicum
byzantinum, die veel meer en grotere bloemen
heeft.
Gebruik:
In de volksgeneeskunde werd de plant gebruikt
tegen geelzucht. In de Middeleeuwen
werd de plant gezien als een toverkruid. Het dragen van de knol zou bescherming
bieden tegen tandpijn en de pest.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten