Hoi. Ben ik weer, Eurylochos. Je kent me toch nog wel. Ik ben de man die veilig weggekomen is bij Kirke. Ja, de rest ook, en ook bij Skylla en dat scheelde maar een haartje, want zes van mijn maten...
en, whatever…
We naderden Thrinakia. Odysseus wilde verder varen. Maar mijn maten en ik konden niet meer, we waren hartstikke moe van dat keiharde roeien tussen die twee monsters door. Bovendien hadden we een ontzettende honger gekregen. We zagen het ook niet zitten om blindelings rond te zwerven in de nacht. En wat als er ineens een storm op zou steken?
Nee, we moesten aan land. Dat vonden we allemaal. Odysseus moest gewoon niet zo dwars doen.
Gewoon aan land, bij het schip blijven, eten, slapen en morgen weer vrolijk verder. Ja toch?
Odysseus wist ook wel dat hij niet tegen ons allemaal in kon gaan. Hij kon maar moeilijk het schip in z’n eentje roeien als wij zouden staken. Nee toch?
We moesten hem wel zweren van het vee af te blijven. Dat deden we. We hadden toch nog genoeg te eten. Kirke had ons veel meegegeven voor onderweg. Ja, ik moet toegeven, ze zorgde altijd goed voor ons.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten