John William Waterhouse - Circe
Weer andere mannen steken wel het een en ander op van wat je ze bij brengt. Maar ook weer niet zo heel erg veel.
Eurylochos was zo een man. Een gezonde dosis nieuwsgierigheid, maar ook achterdocht. Altijd op z’n hoede. Op een dag betrapte ik hem in mijn keuken. Hij was aan het snuffelen tussen mijn spullen. Ik wilde hem het een en ander uitleggen over de kruiden en hun toepassingen, maar hij wilde eigenlijk alleen maar weten of het gif was en of hij gevaar liep.
Er is ook een derde groep mannen, maar die zijn heel zeldzaam. Mannen die alle kennis die je erin stopt als het ware absorberen.
Odysseus behoorde tot die laatste categorie. Hij wilde alles weten.
Maar ik wilde ook van alles over hem weten.
Wat had hij met Hekabe, koningin van Troje gedaan? Hij had haar toch meegenomen uit Troje?
Hij wist het niet. Misschien was ze overboord gesprongen, of bij de Kikonen ontsnapt, of, volgens zijn mannen, veranderd in een hond en weggelopen.
Nee, Odysseus, je hebt haar overboord gegooid omdat ze te veel krijste.
Waar kwam die wijn vandaan die hij aan Polyphemos te drinken gaf?
Hij had die gekregen van Maron, priester van Apollo, bij de Kikonen, uit dankbaarheid omdat hij en zijn gezin gespaard werden.
Nee, Odysseus, je hebt hun leven gespaard, omdat je anders nooit die kwaliteitswijn had kunnen vinden tijdens het plunderen.
Ik heb hem ook uitgelegd dat gastvrijheid ver te zoeken is wanneer er een tot de tanden bewapende horde mannen voor de poort staat.
Verder heb ik hem uitgelegd dat het eten van schapen en geiten in het oog van een Cycloop als Polyphemos net zo gruwelijk is als het eten van mensen in de ogen van Odysseus en z’n mannen.
Andere volkeren, andere gebruiken. Odysseus heeft al veel geleerd. Vooral voorzichtig te zijn wanneer hij onbekenden benadert. Hij begrijpt veel. Hij is slim. Maar of hij slim genoeg is? Ik zie het nog even aan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten