DE WENSEN VAN ODYSSEUS

Bartholomäus SPRANGER, Odysseus and Circe, 1580/1585

Op een avond vroeg ik Odysseus wat hij het liefste zou willen.
Hij had wel drie wensen. Als eerste wilde hij alles weten. Alle geheimen van de Kosmos kennen. De slimste man van allen zijn.
Als tweede wilde hij beroemd zijn. Dat iedereen zijn naam zou kennen tot in de lengte der dagen.
Als derde wilde hij onsterfelijk zijn.
Die derde wens kon ik niet in vervulling laten gaan. Dat beslissen de Olympische goden. Ik heb hem wel uitgelegd dat onsterfelijk zijn ook een last kan zijn. Zoals het ook was voor Tithonos.
Eoos, de godin van de dageraad kreeg hem lief en zorgde ervoor dat hij onsterfelijk gemaakt werd. Helaas voor haar had ze hem niet de eeuwige jeugd gegeven. Hij werd steeds ouder en ouder. Op den duur verschrompelde hij en werd hij een krekel.
Maar op een andere manier zou het ook een last zijn, zoals ook de onsterfelijke goden ervaren. Een onsterfelijke verliest vroeg of laat zijn sterfelijke kinderen. Zou hij dat verdriet willen verdragen?
De tweede wens kon ik ook niet in vervulling laten gaan. Maar ik kan anderen die dat wel kunnen doen natuurlijk een handje helpen. Een interviewtje hier en daar wil wel eens helpen. Anderen zullen zeer zeker wel over hem schrijven. Wellicht zullen die verhalen over hem wel tot in de lengte der dagen bestaan en zal hij op die manier onsterfelijk worden.
Die eerste wens van hem, daar kan ik zeker wat aan doen. Niet alles, want er zijn nu eenmaal geheimen, die geen mens weet, en zelfs ook niet alle onsterfelijke Olympische goden. Maar ik kan hem wel een flink eind op weg helpen. Hem inwijden in de Mysteriën van het leven.
Dan zal hij de antwoorden te weten komen op de volgende vragen.
De eerste vraag is: ‘Wie ben jij?’
De tweede en tevens laatste vraag is: ‘Waar kom jij vandaan?’
Als hij die antwoorden weet, weet hij ook wat het allerbelangrijkste voor hem is. Dan is hij de slimste man.
Dat leek hem gemakkelijk. Hij was Odysseus van Ithaka.
Ik vertelde hem dat het niet zo gemakkelijk was als hij had gedacht.
Hij zal op zoek moeten gaan naar zichzelf. Maar voor hij dat gaat doen, moet hij eerst zichzelf verliezen.
De tijd is er nu nog niet rijp voor.
Maar eens komt de dag, dan is hij er helemaal klaar voor. Het zal zwaar worden, heel zwaar. Maar hij zal het aankunnen.