Iman Wilkens heeft er zo z'n eigen ideeën over.
Waar eens Troje lag
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Waar eens Troje lag, is een boek van de Nederlandse econoom Iman Wilkens. De schrijver wil aantonen dat de stad Troje, bekend van de verhalen van Homerus, in Engeland lag en niet in Turkije zoals steeds is gedacht. De Ilias en Odyssee zijn volgens Wilkens werken van West-Europese origine, afkomstig van de zgn. "Zeevolken," die gerekend moeten worden tot de Kelten of de voorlopers daarvan. Deze volken, die ook wel Achaeërs en Pelasgen worden genoemd, emigreerden tijdens de late Bronstijd naar het oostelijke Middellandse Zeegebied en vernoemden hun nieuwe woonsteden naar de plaatsen waar ze vandaan kwamen, (vergelijkbaar met recentere migraties naar bijvoorbeeld de Verenigde Staten), en namen hun mondeling overgeleverde verhalen mee. Wilkens suggereert dat de gedichten rond 750 v.Chr. werden vertaald en opgeschreven in het Grieks als de Ilias en de Odyssee, nadat ze gedurende vier eeuwen mondeling waren doorgegeven. De Grieken, die de oorsprong van de werken gedurende de Duistere eeuwen waren vergeten, situeerden de verhalen in de Middellandse Zee, waar wel Homerische plaatsnamen te vinden waren, maar waar de topografie van steden, eilanden, vaarrichtingen en afstanden niet overeen komen met de beschrijvingen in de verhalen van Homerus.Dat de hierboven genoemde volken zich rond de Egeïsche Zee vestigden zou een verklaring kunnen zijn voor het feit dat de "Myceners", die mede verantwoordelijk worden gehouden voor het verwoesten van "Troje", rond dezelfde tijd of zelfs eerder overwonnen werden dan de bewoners van Hisarlik in Turkije. Het betekent dat er een derde macht actief was in de Middellandse Zee. Overigens, zo stelt Wilkens, doet het feit dat de oorsprong van de Ilias en de Odyssee niet in de mediterrane wereld zou hebben gelegen op geen enkele manier afbreuk aan de Klassieke Griekse beschaving, zoals die zich na Homerus ontwikkeld heeft.
Ondanks de vele argumenten die hij heeft verzameld heeft Wilkens' werk niet veel bijval gehad onder professionele wetenschappers. Anthony Snodgrass bijvoorbeeld, emeritus professor Klassieke Archeologie aan de Universiteit van Cambridge, heeft Wilkens genoemd als voorbeeld van “een volkomen onbelangrijke schrijver" ("an infinitely less-serious writer").[1] Toch wordt er op het internet naarstig gezocht naar eerdere edities van zijn boek dat hoog genoteerd staat op een aantal lijsten van meest gezochte boeken.[2]
De titel van het boek komt van de antieke Romeinse dichter Ovidius:
- Nu zijn er velden waar Troje eens lag... (Ovidius, Heroides, 1.1.53)
Samenvatting van Wilkens' argumenten
Middellandse Zee
Hisarlik in Turkije, de gedoodverfde locatie van Troje, voldoet niet aan de beschrijvingen van Homerus. Zo werd Troje door Homerus een steile stad genoemd; Hisarlik steekt slechts dertig meter boven de vlakte uit. De afstand tot de kust bedraagt nu ongeveer zes kilometer, maar in de tijd van Strabo en Plinius was dit volgens hen ruim twee kilometer; een ruimte die alleen voor een schermutseling van beperkte omvang plaats geeft. De baai was veel te klein om de vloot van 1186 schepen te ontvangen die bij Troje zou zijn geland. Ook weten we nu door archeologisch onderzoek dat plaatsen als Thebe, Kreta, Lesbos, Cyprus en Egypte heel anders werden genoemd in de Bronstijd. De situering van Homerus' verhalen over de Trojaanse oorlog, die rond 1200 v.Chr. is gevoerd, was waarschijnlijk niet de Middellandse Zee, net zo min bijvoorbeeld als een verslag van een middeleeuwse oorlog, dat gevonden wordt in de Verenigde Staten en waarin Europese plaatsnamen worden vermeld (die in beide continenten voorkomen), een oorlog in Noord-Amerika kan beschrijven omdat dat nog niet "ontdekt" was door de Europeanen.Atlantische Oceaan
IliasWilkens beweert dat de Gog Magog Hills bij Cambridge de werkelijke locatie was van Troje. Hij gelooft dat de daar woonachtige (Proto-)Kelten rond 1200 v.Chr. werden aangevallen door (Proto-)Kelten van het continent die controle wilden verkrijgen over de tinmijnen in Cornwall. De reden hiervoor was dat tin een onmisbare grondstof is voor de vervaardiging van brons, (zo onmisbaar zelfs dat nu algemeen niet zozeer de eigenschappen van ijzer als wel de schaarste aan tin als oorzaak wordt genoemd van de overgang van Brons- naar IJzertijd). Die toenmalige bewoners van West-Europa bewoonden Zuid- en Oost-Engeland en de hele kuststrook van het continent van Noord-Duitsland via Zuid-Scandinavië tot Zuid-Spanje en ook langs de rivieren, zoals de Seine en de Rijn. Ze behoorden volgens Wilkens tot de Zeevolken of Achaeërs die in de Late Bronstijd emigreerden naar het oostelijke Middellandse Zeegebied. Hij wijst daarbij ook op het feit dat hoewel "Achaeërs" in latere tijden vaak vertaald is geworden door middel van het woord "Grieken" dezen nooit zo met name genoemd worden in de Ilias. De van de Bijbel bekende benaming "Gog en Magog", de vondst van talloze, vaak verminkte, menselijke botten en skeletten en ook de archeologische vondsten van onder andere duizenden bronzen wapens[3] in de regio tussen de eerder genoemde heuvels en de Wash, lijken aanwijzingen voor een grote veldslag. Andere vondsten bestaan uit resten van crematies en tumuli, een gouden torque, een uitgebreid kanalensysteem en een weg aangelegd met behulp van houten balken. De baai van de Wash, die in de late bronstijd helemaal tot aan het plaatsje Littleport reikte (zodat het toenmalige strand zo'n 35 km van de Gog Magog heuvels verwijderd was), is ruim genoeg om een armada van 1186 schepen te herbergen. De herziene editie uit 2005 van het boek bevat een "reconstructie" van het Trojaanse slagveld in Cambridgeshire. Deze bevat onder andere de identificatie van de rivieren die het kamp van de Achaeërs na de oorlog wegspoelden, de Pergamus, hete en koude bronnen, twee immense oorlogsdijken,[4] de grafheuvel van Ilus en het kamp van de Achaeërs met een verdedigingswal en een loopgraaf.
De theorie van Wilkens is aanstekelijk. Kritiek zou zich kunnen richten op zijn belangrijke hoofdstuk 'Twelve keys to the mystery' waarin hij geografische, klimatologische en ecologische argumenten noemt die het logisch maken de Ilias in het noorden te situeren. Het heeft er soms de schijn van dat de auteur het Middellandsezee-gebied alleen kent als moderne, zomerse toerist: blauwe lucht boven een kalme, leeggeviste blauwe zee en een dor en vaak boomloos landschap. Maar dat is een valkuil. Dat er bijvoorbeeld geen of weinig oesters en paling in de Middellandse zee voorkomt, is het gevolg van overbevissing zoals het ontbreken van die dichte wouden verklaard kan worden uit de duizendjarige ontbossing. En dichte bebossing is nauw gelieerd aan een vochtiger klimaat met regen en mist. Wilkens vergeet dat het in de Middellandse zee behoorlijk kan spoken, dat er vervaarlijke vloedgolven zijn, verraderlijke zeestromen, dat ook dit gebied geplaagd kan worden door sneeuwstormen en de zee niet alleen stijgt bij vloed maar ook door storm of simpelweg door (langdurige) aanlandige wind. Dat olijfbomen nauwelijks voorkomen bij Homerus is geen argument. Olijfbomen werden pas na de Homerische tijd op grote schaal aangeplant omdat die tot de zeldzame soorten behoren die gedijen op ontboste en geërodeerde grond. En wilgen, populieren, eiken en beuken vind je werkelijk overal in Europa en Turkije. Dennen en vorst zijn het Middellandse zeegebied niet vreemd, want beide staan beschreven in Hesiodus. Verder zijn er uit de oudheid genoeg afbeeldingen van strijdwagens en van schepen met hoge voor- en achtersteven bekend. Spiegel Historiael was in juni 1991 (jrg. 26, nr. 6, p.300-305) uiterst kritisch en meldde dat ook dit deel van het boek, inclusief een belangrijk deel van de ver doorgevoerde plaatsnamenverbuigingen, de getijden, de situering van Troje in Engeland, afkomstig was uit de laat-negentiende eeuwse boeken van Théophile Cailleux.
Odyssee
De Atlantische Oceaan was volgens Wilkens het toneel waar Odysseus zijn avonturen beleefde. De Odyssee is een verhaal met twee verschillende lagen; enerzijds is het de vertelling over het doorlopen van opeenvolgende stadia van initiatie en anderzijds is het een orale zeekaart voor de Atlantische Oceaan (vergelijkbaar met de ”Songlines” van de Aboriginals in Australië). Aanwijzingen voor het navigeren in deze onmetelijke Oceaan waren cruciaal in de late Bronstijd, toen tin voornamelijk in Engeland, goud in Ierland, ijzer in Marokko en barnsteen in het Oostzee-gebied werd gevonden. Het verhaal van de Odyssee bevat aanwijzingen voor het vinden van gunstige vaarrichtingen om van de heersende winden en stromingen te profiteren. In het verhaal van de "zak met winden" wordt bijvoorbeeld aangegeven dat, terugkerend van de Kleine Antillen naar Europa, het beter is om een Noordelijke route te nemen door eerst Havana (Telepylos), de haven van Cuba, aan te doen om daarna een Noord-oostelijke richting te kiezen met de Golfstroom mee naar Europa.De locaties in de volgorde van Odysseus' omzwervingen volgens Wilkens:
- Cambridgeshire: Troje
- Bretagne: Kikonen
- Galicië, Spanje: schipbreuk
- Cabo São Vicente: Kaap Malea
- Senegal: de Lotuseters
- Fogo, Kaapverdië: Cyclopen
- de Kleine Antillen: Aeolus
- Havana: Telepylos
- Zeeland: Circe en Hades
- Solent: Sirenen
- Cornwall: Helios
- St Michael's Mount: Scylla en Charybdis
- São Miguel, Azoren: Kalypso
- Lanzarote, Canarische Eilanden: Faiaken
- Cádiz: Ithaka
Geen opmerkingen:
Een reactie posten