Idaios vertelt:
“Door Priamos gezonden ging ik al vroeg in de ochtend, nog voor de zon opgekomen was, naar het kamp van de Achaeërs met het verzoek de strijd te staken totdat we de lijken hadden verbrand.
Daar hadden ze niets op tegen.
Meteen daarna gingen we allen aan de slag. Sommigen zochten brandhout, anderen haalden de lijken van het slachtveld.
Het was moeilijk ze te herkennen onder al dat bloed en vuil. We maakten ze schoon met wat water en legden ze op het brandhout.
Heel in de verte zag ik dat de Grieken inmiddels ook de brandstapel hadden ontstoken. Daar rondom wierpen ze van zand één enkele grafheuvel op. Daarna begonnen ze een of andere wal te bouwen.
Het was stil op de vlakte. Priamos had het ons verboden luid te klagen. Je kon alleen het jankende vuur horen. Het geluid van de vlakte die de doden beweent.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten