Aineias
vertelt:
“De strijd was weer in alle hevigheid losgebarsten. Ik begaf mij met mijn strijdwagen richting het slagveld. Een der Grieken ging als een razende tekeer. Links en rechts doodde hij de dappere strijders der Trojanen.
Op een gegeven ogenblik zag ik Pandaros lopen. Ik vroeg hem wie het toch was die zo als een razende tekeer ging. Hij antwoordde:
“De strijd was weer in alle hevigheid losgebarsten. Ik begaf mij met mijn strijdwagen richting het slagveld. Een der Grieken ging als een razende tekeer. Links en rechts doodde hij de dappere strijders der Trojanen.
Op een gegeven ogenblik zag ik Pandaros lopen. Ik vroeg hem wie het toch was die zo als een razende tekeer ging. Hij antwoordde:
< ‘k Vind
hem in alles lijken op Tydeus’ zoon Diomedes,
want ik herken hem zowel aan zijn schild en vierkammige helmkap,
als aan zijn paarden. Toch weeet ik niet zeker of hij geen god is.
Als hij de man is die ik beweer dat hij is, Diomedes,
gaat hij niet zonder godlijke hulp zo te keer en dan staat hem
een van de goden, zijn schouders gehuld in nevel, terzijde.>
want ik herken hem zowel aan zijn schild en vierkammige helmkap,
als aan zijn paarden. Toch weeet ik niet zeker of hij geen god is.
Als hij de man is die ik beweer dat hij is, Diomedes,
gaat hij niet zonder godlijke hulp zo te keer en dan staat hem
een van de goden, zijn schouders gehuld in nevel, terzijde.>
Samen
met Pandaros reed ik op mijn strijdwagen richting Diomedes.
Ik mende. Pandaros wierp zijn speer. Hij miste.
Vervolgens wierp Diomedes zijn speer. Hij raakte Pandaros vol in zijn gezicht. Dood viel hij neer naast de wagen. Ik sprong van de wagenbak af, klaar om aan te vallen.
Plotseling werd het zwart voor mijn ogen. Bloedend lag ik op de grond. Diomedes had een groot stuk rotssteen naar mijn heup geworpen. Ik zou gedood zijn als niet mijn moeder, de godin Ahprodite, mij te hulp was geschoten. Ze droeg mij in haar armen weg van het strijdperk.
Uit mijn ooghoek zag ik nog dat mijn span paarden werd gestolen door een van de Grieken.”
Ik mende. Pandaros wierp zijn speer. Hij miste.
Vervolgens wierp Diomedes zijn speer. Hij raakte Pandaros vol in zijn gezicht. Dood viel hij neer naast de wagen. Ik sprong van de wagenbak af, klaar om aan te vallen.
Plotseling werd het zwart voor mijn ogen. Bloedend lag ik op de grond. Diomedes had een groot stuk rotssteen naar mijn heup geworpen. Ik zou gedood zijn als niet mijn moeder, de godin Ahprodite, mij te hulp was geschoten. Ze droeg mij in haar armen weg van het strijdperk.
Uit mijn ooghoek zag ik nog dat mijn span paarden werd gestolen door een van de Grieken.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten