François-Léon Benouville: de wrok van
Achilles
Achilles vertelt:
“Dit is echt een
klotestreek van Agamemnon.
Dat hij mij zoiets flikt, het is
ongelofelijk.
Een paar weken geleden hadden we weer flink gestreden. We
hadden ditmaal succes, haalden wat buit binnen en ook wat
krijgsgevangenen.
Onder hen een aantal vrouwen.
De buit werd eerlijk
verdeeld onder hen die gestreden hadden.
Mij kwam toe de schone Briseïs. Nog
nooit eerder had ik zo’n mooie vrouw gezien. Het was liefde op het eerste
gezicht. En hoewel ze eerst vertoornd op mij was, ik was immers de geweldenaar
die haar geroofd had, voelde zij al spoedig liefde voor mij.
Aan Agamemnon
werd Chryseïs, de dochter van Chryses, de priester van Apollo, toebedeeld.
Chryses, die bedroefd was dat zijn dochter was geroofd, is naar Agamemnon
gegaan om haar tegen een enorme losprijs terug te vragen. Agamemnon heeft hem
uitgelachen en weggejaagd.
Daarna is Chryses zijn beklag gaan doen bij de god
Apollo. Die hoorde hem aan en besloot van de Olympos af te dalen en wraak te
nemen wegens de brute roof van de dochter van zijn priester. Hij zond zijn
pijlen richting ons kamp. Velen werden getroffen door de pest.
Vervolgens
raadpleegden we onze ziener Kalchas. Wat moesten we doen?
Kalchas deelde ons
mede dat de pest zou blijven rondwaren zolang de dochter van Chryses niet
vrijgelaten was. De pest was de straf voor het krenken van zijn
priester.
Agamemnon was woedend. Maar hij besloot toch, wel onder druk van de
massa, te zwichten en Chryseïs te laten terugkeren naar haar vader.
Maar die
klootzak eiste een ander in haar plaats, als genoegdoening. Zijn oog viel op
mijn Briseïs.
Ik vermoord je, vuile klootzak van een Agamemnon. Ik trek
m’n zwaard en vil je. Ze is van mij. Wie denk je wel niet dat je bent, zoon van
Atreus? Ik verricht de meeste strijd. Niet jij.
Ik ga naar huis. Ik doe in
ieder geval niet meer mee. Je bekijkt het maar!”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten