Dolon vertelt:
“Midden in de nacht kwamen de bevelhebbers van alle Trojanen bij elkaar.
Hektor zocht iemand die de moed had te spioneren bij de Grieken. Te kijken of ze nog steeds op wacht stonden bij de schepen of dat ze misschien van plan waren om te vluchten.
Nou, dat durfde ik wel, ja toch. Ik ben heel moedig, weet je.
En ik kan ook heel erg hard rennen, weet je, ja toch. Ja dat komt omdat ik vijf zussen heb, weet je. Dan moet je wel hard kunnen rennen, ja toch.
Hektor beloofde me als beloning een wagen met een mooi span paarden.
Ja, dat kan hij wel beloven, maar ik moet er wel van op aan kunnen dat hij die belofte zal houden, ja toch. Daarom liet ik hem een eed doen dat ik de paarden en wagen van Achilleus zou krijgen als de oorlog afgelopen was. Kijk, weet je, als ik dan toch paarden en een strijdwagen zou krijgen, waarom dan niet de allermooiste die er zijn, ja toch?
Om mijn schouders deed ik de huid van een wolf en op mijn hoofd zette ik een muts van het vel van een marter. Zo leek ik net een dier, weet je. En als ik op handen en voeten loop, zullen ze zeker denken dat ik een dier ben, ja toch.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten