Antinoös vertelt:
“Mijn
naam is Antinoös, zoon van Eupeithes, afkomstig van Ithaka. Ik ben hierheen
gehaald door Hermes, de geleider der zielen, om hier als getuige op te treden.
Ik
zal jullie zeusverdomme eens vertellen hoe het gegaan is. Die zwerver daar, die
heeft me koelbloedig afgemaakt tijdens die wedkamp. Allemaal hadden we
geprobeerd de boog te spannen, maar het was niemand gelukt. We hadden toen
besloten om die hele wedkamp maar te vergeten en gewoon het feest van Apollo te
gaan vieren. Ik had m’n rug naar de bijlen gekeerd en had net m’n drinkbeker
naar m’n lippen gebracht om te drinken toen er opeens een pijl door m’n nek
stak. De wijn die ik dronk drupte langs de pijlpunt naar beneden. Het was
echter niet alleen wijn, maar ook bloed. Ik schrok, liet de beker vallen en
viel zelf ook. Die klote tafel stond ook nog in de weg, dus ik raakte niet
meteen de grond. Ik probeerde nog te roepen, maar er kwam geen geluid meer uit
m'n keel, slechts wat gegorgel.
En
toen was ik zeusverdomme zo maar ineens dood. Koud gemaakt door die vuile gore
bedelaar daar die beweert Odysseus te zijn.”
--------------------------------------------------------------------------------
Eurymachos
vertelt:
“Mijn
naam is Eurymachos, zoon van Polybos, afkomstig van Ithaka.
Ik
ben hierheen gehaald door Hermes, de geleider der zielen, om hier als getuige
op te treden.
We
hadden allemaal een poging gewaagd de boog te spannen. Tenslotte liet
Telemachos die bedelaar het ook een keer proberen. En het lukte hem nog ook!
Bovendien schoot hij door alle ogen van de bijlen heen, hetgeen ons haast
onmogelijk leek. We waren stomverbaasd. Dat hadden we niet verwacht.
Terwijl
we nog van onze verbazing aan het bekomen waren, zagen we ineens Antinoös
stuiptrekkend op de grond liggen. Een pijl stak door z’n nek. We dachten
allemaal dat hij geraakt was door een verdwaalde pijl en begonnen die bedelaar
uit te schelden, dat hij een stommeling was en dat pijl en boog geen
kinderspeelgoed waren. Toen zei hij, dat hij Odysseus was die teruggekomen was
en zich nu op ons wilde wreken.
Ik
smeekte hem ons te sparen. Het was immers alleen Antinoös die zich hier had
misdragen. Als hij werkelijk Odysseus was, dan zouden we alles wat we hadden
gegeten en gedronken aan hem vergoeden.
Maar
hij was doof voor mijn smeekbedes. Ik besloot toen mezelf te verdedigen -hij
wilde ons immers allemaal doden- trok mijn zwaard en stormde op hem af. Ik kwam
niet eens in zijn buurt. Ineens stak er een pijl door mijn lijf. Die pijl was
dwars door mijn lever gegaan. Ik moest gelijk aan Prometheus denken. Dat was
dus de pijn die hij dagelijks gevoeld moest hebben toen hij, gestraft door
Zeus, ergens in de Kaukasos vastgebonden was. Bloedend stortte ik ter aarde. Ik
verging van de pijn en trapte wild om me heen. Toen ineens voelde ik de pijn
minder worden. De pijn ebde langzaam weg. Dat was het lekkerste gevoel wat ik
ooit gehad heb. Die wegebbende pijn, een vorm van euforie kwam ervoor in de
plaats. Een warm gevoel. Het leek alsof ik zweefde…
Ach
ja, toen was ik dus dood. Gedood door hem daar.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten