illustratie: Jonathan Day
Het was zover. Het was tijd dat de wedkamp gehouden zou worden. Ik pakte de koperen sleutel met het ivoren handvat en liep naar de afgesloten kluis waar alle kostbaarheden opgeslagen lagen. Ik opende de deur, ging naar binnen en pakte de grote boog en de koker met dodelijke pijlen.
Die boog had Odysseus eens van een vriend gekregen die niet veel later om het leven was gekomen. Mijn man was er altijd heel zuinig op. Daarom had hij die ook niet meegenomen naar Troje.
Ik ging zitten met de boog op m’n knieën. Mijn handen betasten het buigzame hout. Slechts één schot met deze boog door de ogen van de twaalf bijlen was er voor nodig om het tij te doen keren. Eén pijl zal alles doen veranderen.
Nadat ik een tijdje zo met die boog in m’n handen had gezeten, stond ik op en ging ik, gevolgd door enkele dienaressen die de kist met de bijlen droegen, naar de vrijers toe.
Daar aangekomen nam ik het woord. Ik vertelde ze over de wedkamp. Wie de boog kan spannen en een pijl door alle twaalf de ogen van de bijlen kan schieten, diens vrouw zal ik zijn.
Mijn zoon Telemachos groef een greppel, stelde de bijlen op, in een lange rij achter elkaar en stampte de aarde rondom vast.
Laat de wedstrijd maar beginnen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten