Van
Phoinicische zeelui vernamen we dat de strijd om Troje beëindigd was. Toen was
de stad eindelijk gevallen en konden de dappere strijders terugkeren naar huis.
Iedere dag ging ik aan het strand kijken of ik in de verte onze schepen aan zag komen. De schepen met mijn Odysseus als aanvoerder. De held van de Trojaanse oorlog, mijn man.
Iedere dag keerde ik teleurgesteld terug naar huis. Weer geen vertrouwde schepen. Waar bleef die man van me toch?
Ik stelde mezelf gerust met de gedachte dat hij vast en zeker onderweg nog een paar andere havens aan moest doen om zijn rijkdom en zijn kennis te vergroten. Dat paste wel bij zijn karakter.
Toen hij een jaar na de val van Troje nog niet thuis was, begonnen we ons zorgen te maken. Zou hij onderweg verdwaald zijn? Zou hij gevangen zitten? Zou hij…
Nee, dat niet, die man van mij was slim genoeg om zich overal uit te praten. Ach, het zou echt niet lang meer duren eer hij thuis was.
Weer een jaar verstreek. Weer geen bericht over mijn man. Ik raadpleegde zieners. Ze vertelden me mooie verhalen. Dat hij zijn rijkdom aan het vergroten was en nu onderweg was naar huis. Ik geloofde ze. Ze gaven me hoop.
Nog meer jaren verstreken. Ik ging inmiddels al niet meer naar het strand over de zee turen. Pure tijdverspilling. Hij kwam toch niet. Bovendien, ik had het veel te druk met het huishouden. Mijn schoonmoeder, Antikleia, was enkele jaren geleden van verdriet overleden en ik stond er sindsdien alleen voor. Mijn zoon raakte in de puberteit en gaf ook steeds meer problemen. Hij luisterde niet meer naar mij, ging zijn eigen gang, werd opstandig en brutaal.
Maar het ergste was wel die stroom vrijers die naar het paleis gekomen was. Overtuigd dat ik inmiddels weduwe was, kwam de een na de ander bij ons aan om mij te vragen met hem te trouwen. Het werden er steeds meer. En ze bleven allemaal in het hof bivakkeren. Als je gasten hebt, zorg je er voor dat ze eten en drinken krijgen. Dagelijks jaagden ze er veel vlees en wijn doorheen. Niets zo bevorderlijk voor de eetlust als een gratis buffet! Van zonsopgang tot zonsondergang vierden ze feest op mijn kosten. Ze zouden blijven totdat ik mijn keus voor een van hen had gemaakt.
Maar wie zou ik moeten kiezen? Ik vond ze allemaal dom, lomp en ongemanierd vergeleken met mijn Odysseus. Bovendien, ik voelde gewoon dat mijn man nog in leven was. Ik wist zeker dat hij echt terug zou komen. Hoe kon ik dan een ander tot echtgenoot nemen?
Toch denk ik, dat ik binnenkort mijn keuze moet maken. Zo gaat het niet langer.
Ik heb het lang uit kunnen stellen door te zeggen dat ik eerst een lijkkleed voor Laërtes moest weven. Wat ik overdag weefde, haalde ik ’s nachts uit. Maar helaas, dat werd door iemand verraden.
Eerstdaags zal ik toch echt een beslissing nemen. Maar wie? Van de meeste van hen, daar walg ik van. Een aantal van hen is bovendien veel te jong. Die Antinoös, de brutaalste, heeft een misvormde piemel. Dat hoorde ik de dienstmeisjes gniffelen. Die walgen blijkbaar niet van hun aanrakingen. Amphinomos uit Dulichion is wel de minst erge. Volgens de dienstertjes, kan hij lekker zoenen. Ja, dat hoorde ik ze ook tegen elkaar fluisteren. Ik hoor alles wat ze vertellen. Als je wereld klein is, ik kom zelden meer buiten, probeer je alles wat er om je heen gebeurt op te vangen.
Ach, ik wil eigenlijk geen van allen tot echtgenoot. Ze willen mij ook alleen maar om zo heerser te worden over Ithaka. Het gaat niet om mij, het gaat om de status en rijkdom die ze zo verkrijgen. Dat heb ik heus wel door, ik ben geen dom, klein eendje.
Het liefst zou ik willen dat Odysseus weer terug komt. En dat hij een einde maakt aan dit gedoe. Dat alles weer net zo is als vroeger, voordat die vervloekte oorlog begon.
Iedere dag ging ik aan het strand kijken of ik in de verte onze schepen aan zag komen. De schepen met mijn Odysseus als aanvoerder. De held van de Trojaanse oorlog, mijn man.
Iedere dag keerde ik teleurgesteld terug naar huis. Weer geen vertrouwde schepen. Waar bleef die man van me toch?
Ik stelde mezelf gerust met de gedachte dat hij vast en zeker onderweg nog een paar andere havens aan moest doen om zijn rijkdom en zijn kennis te vergroten. Dat paste wel bij zijn karakter.
Toen hij een jaar na de val van Troje nog niet thuis was, begonnen we ons zorgen te maken. Zou hij onderweg verdwaald zijn? Zou hij gevangen zitten? Zou hij…
Nee, dat niet, die man van mij was slim genoeg om zich overal uit te praten. Ach, het zou echt niet lang meer duren eer hij thuis was.
Weer een jaar verstreek. Weer geen bericht over mijn man. Ik raadpleegde zieners. Ze vertelden me mooie verhalen. Dat hij zijn rijkdom aan het vergroten was en nu onderweg was naar huis. Ik geloofde ze. Ze gaven me hoop.
Nog meer jaren verstreken. Ik ging inmiddels al niet meer naar het strand over de zee turen. Pure tijdverspilling. Hij kwam toch niet. Bovendien, ik had het veel te druk met het huishouden. Mijn schoonmoeder, Antikleia, was enkele jaren geleden van verdriet overleden en ik stond er sindsdien alleen voor. Mijn zoon raakte in de puberteit en gaf ook steeds meer problemen. Hij luisterde niet meer naar mij, ging zijn eigen gang, werd opstandig en brutaal.
Maar het ergste was wel die stroom vrijers die naar het paleis gekomen was. Overtuigd dat ik inmiddels weduwe was, kwam de een na de ander bij ons aan om mij te vragen met hem te trouwen. Het werden er steeds meer. En ze bleven allemaal in het hof bivakkeren. Als je gasten hebt, zorg je er voor dat ze eten en drinken krijgen. Dagelijks jaagden ze er veel vlees en wijn doorheen. Niets zo bevorderlijk voor de eetlust als een gratis buffet! Van zonsopgang tot zonsondergang vierden ze feest op mijn kosten. Ze zouden blijven totdat ik mijn keus voor een van hen had gemaakt.
Maar wie zou ik moeten kiezen? Ik vond ze allemaal dom, lomp en ongemanierd vergeleken met mijn Odysseus. Bovendien, ik voelde gewoon dat mijn man nog in leven was. Ik wist zeker dat hij echt terug zou komen. Hoe kon ik dan een ander tot echtgenoot nemen?
Toch denk ik, dat ik binnenkort mijn keuze moet maken. Zo gaat het niet langer.
Ik heb het lang uit kunnen stellen door te zeggen dat ik eerst een lijkkleed voor Laërtes moest weven. Wat ik overdag weefde, haalde ik ’s nachts uit. Maar helaas, dat werd door iemand verraden.
Eerstdaags zal ik toch echt een beslissing nemen. Maar wie? Van de meeste van hen, daar walg ik van. Een aantal van hen is bovendien veel te jong. Die Antinoös, de brutaalste, heeft een misvormde piemel. Dat hoorde ik de dienstmeisjes gniffelen. Die walgen blijkbaar niet van hun aanrakingen. Amphinomos uit Dulichion is wel de minst erge. Volgens de dienstertjes, kan hij lekker zoenen. Ja, dat hoorde ik ze ook tegen elkaar fluisteren. Ik hoor alles wat ze vertellen. Als je wereld klein is, ik kom zelden meer buiten, probeer je alles wat er om je heen gebeurt op te vangen.
Ach, ik wil eigenlijk geen van allen tot echtgenoot. Ze willen mij ook alleen maar om zo heerser te worden over Ithaka. Het gaat niet om mij, het gaat om de status en rijkdom die ze zo verkrijgen. Dat heb ik heus wel door, ik ben geen dom, klein eendje.
Het liefst zou ik willen dat Odysseus weer terug komt. En dat hij een einde maakt aan dit gedoe. Dat alles weer net zo is als vroeger, voordat die vervloekte oorlog begon.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten