Melantho vertelt:
“Ik
ben Melantho. Ik ben de dochter van Dolios en de zus van Melantheus. Ik ben
samen met nog elf andere slavinnen door Hermes naar hier gebracht om te
getuigen.
Terwijl
in het hof de wedkamp werd gehouden, waren wij binnen in het huis aan het werk,
gewoon een beetje schoonmaken en zo, wat we altijd deden. Op een gegeven moment
kwam die bitch van een Penelopeia naar ons toe en beval ons flink door te
werken en als we wat zouden horen, moesten we net doen alsof we niets hoorden.
Wie toch wilde gaan kijken, zou met de zweep krijgen. Even later sloot die tang
van een Eurykleia alle deuren van onze vertrekken. We konden er dus niet uit.
Niet
veel later hoorden we een hoop lawaai. Gegil, gekrijs, wapengekletter, er was
dus iets vreselijks aan de gang. Ik hoorde geschreeuw van mijn broer en van
Agelaos. Hun stemmen klonken paniekerig. Daarna nog meer wapengekletter. Ik
wilde gaan kijken, maar dat ouwe wijf stond met een zweep in haar hand voor de
deur.
Pas
na een hele tijd werd het stil. Toen opende Telemachos de deur. Hij liet die
slavendrijfster van een Eurykleia met hem meekomen. Niet veel later kwam ze
weer terug. Wij, ik en deze andere elf meiden, moesten emmers water halen,
sponzen en doeken.
We
werden naar de grote zaal gestuurd. Die lag vol met kadavers. Het waren de
lijken van de vrijers. We moesten allemaal brullen toen we ze zagen. En wij
moesten ze wegslepen naar buiten. Daarna moesten wij de hele zaal
schoonschrapen en toen ook nog schoonsoppen. Daar waren we echt superlang mee
bezig. Alles zat onder het bloed. En we mochten niet even gaan zitten
tussendoor. Echt niet. Onze ruggen deden zeer van het bukken.
Maar
uiteindelijk was de boel weer schoon. En dan verwacht je toch dat ze blij
zouden zijn dat alles weer aan kant was. Not. Ze keken allemaal nog steeds heel
boos. En die ‘ze’, dat zijn die vier daar. Die bedelaar, Telemachos, Eumaios en
Philoitios. Dat stel daar.
En
toen moesten we naar buiten, naar de binnenplaats. Die knul van een Telemachos
had een zwaard in zijn hand. Wij gilden en smeekten: ‘Je gaat ons toch niet in
stukken hakken? Alsjeblieft niet.’
Met
een grijns om z’n bek zei hij: ‘Nee, ik ga jullie niet onthoofden.’
We
zuchtten van opluchting.
Maar
hij was nog niet uitgesproken. Hij voegde er aan toe: ‘Ik gun jullie geen
eervolle dood door het zwaard. Jullie zullen opgehangen worden. Dat is jullie
straf omdat jullie met de vrijers hebben liggen vozen.’
We
moesten allemaal op een rij gaan staan en kregen een strop om onze nekken.
Telemachos rukte aan de touwen, we spartelden nog even en toen was het gedaan.
We zijn
vermoord door dat jong van een Telemachos en onze enige misdaad was dat we met
die vrijers hebben gerotzooid. Trouwens, we werden door hen gedwongen. We deden
het echt niet vrijwillig, echt niet.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten