Agelaos vertelt:
“Mijn
naam is Agelaos, zoon van Damastor, afkomstig van Same. Ik ben hierheen gehaald
door Hermes, de geleider der zielen, om hier als getuige op te treden.
Die
bedelaar begon ons zo maar te beschieten met pijlen. We waren totaal weerloos.
Slechts een paar van ons hadden hun zwaard bij zich, maar die werden als
eersten gedood. Toen de pijlen op begonnen te raken, haalde Telemachos uit een
ander vertrek een heleboel speren. Hij liet de deur echter open staan, zodat
Melantheus de geitenhoeder de gelegenheid had daar voor ons ook wat wapens te
halen. Dat lukte hem. Maar toen hij ons een tweede keer wilde bevoorraden,
bleef hij echter weg. Ik hoopte dat hij de mogelijkheid had gezien weg te
glippen en naar buiten kon gaan om daar de mensen te vertellen wat er hier
gaande was en anderen aan zou kunnen sporen ons te hulp te schieten. Hoewel hij
had gezegd dat het hem onmogelijk leek, hoopte ik het toch even.
Helaas,
er kwam geen hulp en hij keerde ook niet meer terug. Wie wel terugkeerden waren
de varkenshoeder Eumaios en de veehoeder Philoitios. Ook verscheen plotseling
Mentor. Ik waarschuwde hem geen partij te kiezen voor dat stel daar, want
anders zou ik hem een kopje kleiner maken. Volgens mij werd hij bang, want
ineens was hij verdwenen.
Ik
begon de mannen aan te sporen te vechten voor hun leven. Met de mannen bedoel
ik Eurynomos, Amphimedon, Demoptolemos, Peisander en Polybos. Dat waren de
dappersten onder ons. Ik stelde voor om de beurt de speer naar de bedelaar te
werpen in plaats van allen tegelijk. Jammerlijk raakten onze speren geen doel.
De speren van dat viertal waren echter wel raak. De landloper doodde
Demoptolemos, Telemachos Euryades, de zwijnenhoeder Elatos en de koeherder
Peisander. Hierna trokken wij de speren uit de lijken en wierpen die nogmaals
naar de bedelaar. Bijna raak, maar toch weer net mis. Opnieuw wierp het viertal
de speren. Dit maal sneuvelden Eurydamas, Amphimedon, Polybos en Ktesippos.
Voordat ik de kans kreeg een speer te heroveren, werd ik door die bedelaar hier
in mijn buik gestoken. Bloedend stortte ik ter aarde waar de speer meteen uit
mijn lijf getrokken werd. Al liggend in het stof zag ik hoe Leokritos hetzelfde
lot onderging.
En
nu ben ik dood. Da’s best wel balen. Ik had nog zo veel leuke dingen willen
doen, maar ja, dat gaat nu niet meer."
Leodes vertelt:
Mijn
naam is Leodes, zoon van Oinops en ik ben, nee, ik was een priester. Ik ben
hier gebracht door Hermes om te getuigen.
Het
begon met die wedstrijd. Ik probeerde als eerste de boog te spannen. Na een
paar pogingen gaf ik het op. Volstrekt onmogelijk. Ik had echt van alles
geprobeerd, maar het lukte niet. Mijn handen werden er moe van. Het was ook
geen gewone boog, het was…
Ow
ja, de slachtpartij. Daar wilde ik wat over zeggen. Even denken hoor, hoe zat
dat ook alweer. Even m’n hoofd erbij houden, dan kom ik er vast wel weer op.
Ja,
ik weet het weer. Eerst werden de dappersten vermoord. Toen waren er nog maar
een stuk of tien over, misschien twintig, maar vast niet meer. Ze probeerden
wanhopig te ontkomen aan de speren. Ze vluchtten als bange vogeltjes door de
zaal heen. En ach, ze waren kansloos. Ze werden allemaal een kopje kleiner
gemaakt. Maar misschien had ik nog wél een kans om aan de dood te ontkomen. Ik
besloot het erop te wagen.
Ik
kroop naar de bedelaar toe, greep hem bij z’n knieën en smeekte hem mijn leven
te sparen. Ik was immers maar een simpele offerpriester en had nog nooit een
van de vrouwen in het paleis onrecht aangedaan. Ik had zelfs geprobeerd de
vrijers er van te weerhouden zich in te laten met die dienstmeisjes. Ik had dus
niets misdaan.
Maar
de bedelaar had geen medelijden met me. Hij snauwde tegen me, dat ik
waarschijnlijk wel flink geprofiteerd had van die rol van priester voor de
vrijers. Bovendien beschuldigde hij mij ervan dat ik Penelopeia tot vrouw wilde
nemen. Ach, had ik maar nooit die boog
aangeraakt. Want dat werkte dus alleen maar tegen mij. Misschien had ik dan nog
wel geleefd. Misschien had die bedelaar dan niet het zwaard uit de hand van de
dode Agelaos getrokken en met een klap mijn hoofd eraf geslagen.
Dat
was eigenlijk heel gek, ineens draaide de hele wereld en zag ik mijn lichaam
een meter verderop liggen. Ik slaakte nog een noodkreet, maar die werd verstomd
door het stof dat ik binnenkreeg.
Eigenlijk
was ik dus de enige die letterlijk een kopje kleiner gemaakt werd."
Geen opmerkingen:
Een reactie posten