Eumaios
liet me zo lang ik wilde in zijn hut verblijven. Om hem op de proef te stellen
had ik hem op de tweede avond gezegd, dat ik hem niet langer arm wilde eten en
naar de stad zou gaan om te bedelen en om me onder de vrijers te begeven.
Misschien zouden die wel de maaltijd met me willen delen en misschien hadden die
wel een klusje voor me. Eumaios vond het je reinste zelfmoord om dat te doen. Ik
mocht zo lang blijven als ik wilde. Niemand had last van me. En mocht ik toch
eens naar de stad willen, dan kon ik maar beter op Telemachos wachten. Hij zou
er wel voor zorgen dat me niets zou overkomen.
Ik bleef dus bij Eumaios en luisterde naar zijn verhalen. Die avond vertelde hij me dat hij, toen hij jong was, door een slavin werd ontvoerd van het eiland Syrië, waar zijn vader koning was, en werd meegenomen op een Phoenicisch schip. Hij werd door deze handelaren op Ithaka als slaaf aan mijn vader Laërtes verkocht. Mijn moeder, Antikleia, was altijd zeer op hem gesteld geweest. Hij had altijd een goed leven gehad hier, totdat de vrijers zich aanmeldden. Sindsdien verslechterde zijn situatie, doordat hij geen contact meer kon hebben met mijn vrouw Penelopeia. Ik had met hem te doen.
Vanmorgen vroeg was ik, nadat de herdersjongens met de kuddes het veld in waren gegaan, samen met Eumaios in de hut nog bezig met het ontbijt. Ik zag de honden, die altijd zo waaks waren, kwispelstaartend naar de deur lopen. Er kwam dus een bekende aan. Ik zei tegen Eumaios: “Je krijgt bezoek. Het is vast een vriend, want de honden blaffen niet.”
Ik had die woorden nog maar net uitgesproken, of een jongeman verscheen in de deuropening. Eumaios rende naar hem toe, omhelsde hem en bleef zo een poos met zijn armen om de jongen heengeslagen staan. Daarna werd hij naar binnen geleid. Het was Telemachos, mijn zoon. Wat was hij groot geworden! Hij had de neus van zijn moeder, de ogen van mijn moeder en… de rest… Hij leek op mij toen ik nog jong was. Mijn zoon, die ik verliet toen die nog maar een baby was. Wat wilde ik hem graag omhelzen! Wat wilde ik hem graag vertellen, dat ik zijn vader was! Wanneer ga ik hem dat zeggen? En hoe zal hij reageren? Zal hij mij geloven? Of zal hij denken dat ik gek ben? Dit gaat moeilijk worden.
Ik bleef dus bij Eumaios en luisterde naar zijn verhalen. Die avond vertelde hij me dat hij, toen hij jong was, door een slavin werd ontvoerd van het eiland Syrië, waar zijn vader koning was, en werd meegenomen op een Phoenicisch schip. Hij werd door deze handelaren op Ithaka als slaaf aan mijn vader Laërtes verkocht. Mijn moeder, Antikleia, was altijd zeer op hem gesteld geweest. Hij had altijd een goed leven gehad hier, totdat de vrijers zich aanmeldden. Sindsdien verslechterde zijn situatie, doordat hij geen contact meer kon hebben met mijn vrouw Penelopeia. Ik had met hem te doen.
Vanmorgen vroeg was ik, nadat de herdersjongens met de kuddes het veld in waren gegaan, samen met Eumaios in de hut nog bezig met het ontbijt. Ik zag de honden, die altijd zo waaks waren, kwispelstaartend naar de deur lopen. Er kwam dus een bekende aan. Ik zei tegen Eumaios: “Je krijgt bezoek. Het is vast een vriend, want de honden blaffen niet.”
Ik had die woorden nog maar net uitgesproken, of een jongeman verscheen in de deuropening. Eumaios rende naar hem toe, omhelsde hem en bleef zo een poos met zijn armen om de jongen heengeslagen staan. Daarna werd hij naar binnen geleid. Het was Telemachos, mijn zoon. Wat was hij groot geworden! Hij had de neus van zijn moeder, de ogen van mijn moeder en… de rest… Hij leek op mij toen ik nog jong was. Mijn zoon, die ik verliet toen die nog maar een baby was. Wat wilde ik hem graag omhelzen! Wat wilde ik hem graag vertellen, dat ik zijn vader was! Wanneer ga ik hem dat zeggen? En hoe zal hij reageren? Zal hij mij geloven? Of zal hij denken dat ik gek ben? Dit gaat moeilijk worden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten