Odysseus herkend door Eurykleia
Gustave Boulanger
Gustave Boulanger
Mijn
Penelopeia bood me een bed, een warm bad en nieuwe kleding aan. Maar ik sloeg
het af. Ik verlangde niet naar luxe op dat moment. Ze bleef aandringen. Ik gaf
toe, alleen een voetwassing, meer niet, maar niet door een van die jonge
dienstmeiden.
Ze zou mijn voeten laten wassen door Eurykleia, een van de oudere bedienden.
Meteen riep ze: “Kom eens hier Eurykleia, hier is iemand die dezelfde leeftijd heeft als je meester. Misschien zien de handen en voeten van Odysseus er wel net zo uit als van deze man. Want door veel ellende zien mensen er snel wat ouder uit.”
Onmiddellijk kwam er een oud vrouwtje aangeschuifeld. Dat was Eurykeia, mijn voedster. Ze was als een tweede moeder voor me geweest. Wat was ze oud geworden! Ze liep helemaal krom.
Ze zei me, dat er wel vaker zwervers hierheen kwamen. Maar nooit eerder had ze er een gezien die qua gestalte, stem en voeten zo op Odysseus leek.
Ik schoof een eindje op, naar een donkerder plekje. Ik liep de kans herkend te worden door haar. Snel verzon ik een smoes en zei dat mensen wel vaker zeiden dat ik op hem leek.
Ze pakte mijn been om mijn voet te wassen, keek me verschrikt aan en liet mijn voet los. Die kwam neer op de rand van het bekken en liet het omkantelen. Het water stroomde over de vloer. Ze had me herkend aan het litteken op mijn been. Het litteken van een wond die een everzwijn mij toen ik nog jong was tijdens de jacht had aangebracht.
Voordat ze het van vreugde uit kon gillen, greep ik haar vast en legde haar met mijn hand op haar mond het zwijgen op. Ik moest daarbij wel voorzichtig zijn, ze was al oud en breekbaar. Ik vertelde haar dat mijn aanwezigheid nog geheim moest blijven. Ze mocht niemand iets vertellen.
Ze beloofde me dat ze tegen niemand iets zou zeggen, ik kon altijd van haar op aan. Mijn geheim zou bij haar veilig zijn. Ze wilde me zelfs vertellen wie van de dienaressen met de vijand, de vrijers heulden. Dat hoefde ze niet te doen, ikzelf zou mijn ogen en oren de kost geven en ieder leren kennen.
Nadat mijn voeten gewassen waren met nieuw water, zocht ik een plekje bij het vuur om me te warmen. Met mijn haveloze mantel bedekte ik mijn litteken. Ik mag niet het risico lopen dat meer mensen me hieraan herkennen. Hoe minder mensen weten dat ik Odysseus ben, hoe beter. En veiliger.
Ze zou mijn voeten laten wassen door Eurykleia, een van de oudere bedienden.
Meteen riep ze: “Kom eens hier Eurykleia, hier is iemand die dezelfde leeftijd heeft als je meester. Misschien zien de handen en voeten van Odysseus er wel net zo uit als van deze man. Want door veel ellende zien mensen er snel wat ouder uit.”
Onmiddellijk kwam er een oud vrouwtje aangeschuifeld. Dat was Eurykeia, mijn voedster. Ze was als een tweede moeder voor me geweest. Wat was ze oud geworden! Ze liep helemaal krom.
Ze zei me, dat er wel vaker zwervers hierheen kwamen. Maar nooit eerder had ze er een gezien die qua gestalte, stem en voeten zo op Odysseus leek.
Ik schoof een eindje op, naar een donkerder plekje. Ik liep de kans herkend te worden door haar. Snel verzon ik een smoes en zei dat mensen wel vaker zeiden dat ik op hem leek.
Ze pakte mijn been om mijn voet te wassen, keek me verschrikt aan en liet mijn voet los. Die kwam neer op de rand van het bekken en liet het omkantelen. Het water stroomde over de vloer. Ze had me herkend aan het litteken op mijn been. Het litteken van een wond die een everzwijn mij toen ik nog jong was tijdens de jacht had aangebracht.
Voordat ze het van vreugde uit kon gillen, greep ik haar vast en legde haar met mijn hand op haar mond het zwijgen op. Ik moest daarbij wel voorzichtig zijn, ze was al oud en breekbaar. Ik vertelde haar dat mijn aanwezigheid nog geheim moest blijven. Ze mocht niemand iets vertellen.
Ze beloofde me dat ze tegen niemand iets zou zeggen, ik kon altijd van haar op aan. Mijn geheim zou bij haar veilig zijn. Ze wilde me zelfs vertellen wie van de dienaressen met de vijand, de vrijers heulden. Dat hoefde ze niet te doen, ikzelf zou mijn ogen en oren de kost geven en ieder leren kennen.
Nadat mijn voeten gewassen waren met nieuw water, zocht ik een plekje bij het vuur om me te warmen. Met mijn haveloze mantel bedekte ik mijn litteken. Ik mag niet het risico lopen dat meer mensen me hieraan herkennen. Hoe minder mensen weten dat ik Odysseus ben, hoe beter. En veiliger.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten