John Flaxman - Odysseus & Eumaios
Via een
bergpad dat door bos en rotsen voerde, kwam ik bij de hut van de zwijnenhoeder
Eumaios. Ik herkende daar niet zo veel. Er waren nieuwe hokken voor de varkens
gemaakt en de eens zo armoedige hut had ook een grote verandering ondergaan. Er
was op een beschutte plek een grote veranda aangebouwd. Daar zag ik Eumaios
zitten. Hij was druk bezig een lap leer te bewerken.
Nog voor ik hem kon aanspreken, sprongen er vier honden luid blaffend op me af. Eumaios sprong op, joeg de honden weg, verontschuldigde zich voor het gedrag van de dieren en nodigde me uit om voor de schrik de maaltijd bij hem te gebruiken. Gastvrijheid was iets wat hem niet vreemd was. Hij respecteerde de wetten van Zeus net zoals zijn meester destijds.
Ik vroeg hem wie zijn meester was. Hij vertelde me dat Odysseus -ik dus, maar dat wist hij niet- zijn meester was die ging strijden tegen Troje en hoogstwaarschijnlijk dood was. Voorts vertelde hij me over alle ellende die zich afspeelde rondom mijn huis; over de vrijers die door hun braspartijen de kuddes doen slinken.
Onderwijl aten wij geroosterd varkensvlees en dronken we van de wijn.
Toen vroeg hij wie ik was en waar ik vandaan kwam. Ik vertelde hem dat ik van Kreta kwam. Dat de goden me langs vele steden en mensen hadden doen dwalen en mij tenslotte een zwerver gemaakt hadden. Dat ik hier geraakt was nadat ik van een Thesprotisch schip gevlucht was. Verder vertelde ik hem, dat ik er zeker van was, dat Odysseus, ik dus, snel terug zou keren, omdat ik over hem vernomen had dat hij veel schatten had verzameld en vervolgens naar Dodona was gegaan om daar via het orakel van Zeus te vernemen hoe hij naar huis moest gaan.
Eumaios geloofde alles, behalve dat wat ik over mijn terugkomst had verteld. Er waren wel vaker mannen langsgekomen die tegen een beloning allerlei onwaarheden hadden verteld over mijn terugkeer.
Nee, ik hoefde hem niet te paaien met leugens, want hij behandelde me met vriendschap en respect uit eerbied voor de wetten van Zeus en uit medelijden met mij.
En hij was er stellig van overtuigd dat ik dood was, dat ik me wel ontzettend gehaat moest hebben gemaakt bij de goden omdat ik niet gesneuveld was bij Troje of ergens anders, zodat er een grafteken voor mij zou zijn opgericht.
Door zijn woorden besefte ik wat een trouwe man die Eumaios is. Maar ik maak me nog niet aan hem bekend. Nu nog niet.
Nog voor ik hem kon aanspreken, sprongen er vier honden luid blaffend op me af. Eumaios sprong op, joeg de honden weg, verontschuldigde zich voor het gedrag van de dieren en nodigde me uit om voor de schrik de maaltijd bij hem te gebruiken. Gastvrijheid was iets wat hem niet vreemd was. Hij respecteerde de wetten van Zeus net zoals zijn meester destijds.
Ik vroeg hem wie zijn meester was. Hij vertelde me dat Odysseus -ik dus, maar dat wist hij niet- zijn meester was die ging strijden tegen Troje en hoogstwaarschijnlijk dood was. Voorts vertelde hij me over alle ellende die zich afspeelde rondom mijn huis; over de vrijers die door hun braspartijen de kuddes doen slinken.
Onderwijl aten wij geroosterd varkensvlees en dronken we van de wijn.
Toen vroeg hij wie ik was en waar ik vandaan kwam. Ik vertelde hem dat ik van Kreta kwam. Dat de goden me langs vele steden en mensen hadden doen dwalen en mij tenslotte een zwerver gemaakt hadden. Dat ik hier geraakt was nadat ik van een Thesprotisch schip gevlucht was. Verder vertelde ik hem, dat ik er zeker van was, dat Odysseus, ik dus, snel terug zou keren, omdat ik over hem vernomen had dat hij veel schatten had verzameld en vervolgens naar Dodona was gegaan om daar via het orakel van Zeus te vernemen hoe hij naar huis moest gaan.
Eumaios geloofde alles, behalve dat wat ik over mijn terugkomst had verteld. Er waren wel vaker mannen langsgekomen die tegen een beloning allerlei onwaarheden hadden verteld over mijn terugkeer.
Nee, ik hoefde hem niet te paaien met leugens, want hij behandelde me met vriendschap en respect uit eerbied voor de wetten van Zeus en uit medelijden met mij.
En hij was er stellig van overtuigd dat ik dood was, dat ik me wel ontzettend gehaat moest hebben gemaakt bij de goden omdat ik niet gesneuveld was bij Troje of ergens anders, zodat er een grafteken voor mij zou zijn opgericht.
Door zijn woorden besefte ik wat een trouwe man die Eumaios is. Maar ik maak me nog niet aan hem bekend. Nu nog niet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten