Jan Styka
Om Eumaios op
de proef te stellen, begon ik een verhaal te vertellen. Het ging zo:
Toen ik nog jong en sterk was en in de oorlog tegen Troje vocht, lagen wij eens in hinderlaag voor de stad. Het werd nacht. Het vroor dat het kraakte en het begon te sneeuwen. Alle andere mannen hadden dikke kleding aan en een dikke mantel waaronder ze lagen te slapen. Ik was zo dom geweest om slechts in mijn tuniek van het kamp te vertrekken. Ik had gedacht het toch niet koud te hebben. Maar dat was een foute gedachte. Ik lag te klappertanden onder mijn schild.
Ik stootte Odysseus aan, die naast me lag te slapen en zei hem dat ik het zo koud had, dat ik waarschijnlijk dood zou vriezen die nacht.
Hij dacht na, wreef langs zijn neus, zoals kleine Vikingjongetjes ook wel doen, en fluisterde me in het oor dat hij een list had bedacht. Daarna kwam hij half overeind en zei: “Luister mannen! Ik heb net gedroomd dat ik hier versterking nodig heb. Wil iemand van jullie naar Agamemnon gaan om hem te vragen een paar troepen hierheen te sturen?”
Meteen sprong er een op, wierp zijn mantel af en sprintte naar de schepen. Toen had ik, dankzij de list van uw meester Odysseus, een heerlijk warme mantel om onder te slapen.
Vervolgens vertelde ik, dat ik wenste dat ik nog steeds zo jong en krachtig was, want dan zou iemand van hen wel uit vriendschap en ontzag een mantel afstaan. Maar helaas was ik daar nu te oud en te min voor.
Eumaios begreep het meteen. Hij vertelde me, dat ze weliswaar niet zo veel hadden, maar toch had hij nog wel een grote dikke mantel liggen die hij gebruikte wanneer het verschrikkelijk koud was. Die kreeg ik, maar alleen voor vannacht.
Nu lig ik lekker warm onder dit dikke kleed op een stapel vachten bij het vuur. Eumaios zelf kon niet slapen. Hij maakte zich zorgen over de zwijnen buiten en ging daar gewapend met een speer tegen rovers en honden de wacht houden.
Wat is dat toch een goede, trouwe dienaar!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten