Aeneas vertelt aan Dido - Baron Pierre-Narcisse Guerin
Mij kwam ter ore dat
er een aantal schepen op het strand lagen met vluchtelingen uit de verwoeste
stad Troje. Ik besloot ze tegemoet te treden en ze een hartelijk welkom te
heten. Ik zou ze helpen zo veel ik kon. Immers, ik wist maar al te goed hoe het
was om een vluchteling te zijn.
Zo leerde ik
Aineias kennen. Een aantrekkelijke man, groot, gespierd en met ongelooflijk
mooie blauwe ogen. Ogen om in te verdrinken en daarboven wenkbrauwen als
bruggen. Zijn stem, zo krachtig en mannelijk en zijn woorden zo edel en beschaafd.
Een knappe, intelligente man, dat was mijn eerste indruk van hem.
Ik nodigde hem uit
in mijn paleis en liet een tafel voor hem dekken. Daar vertelde hij mij zijn
verhalen over de slag om Troje en zijn vlucht hier naartoe.
We bleken veel
gemeen te hebben. Ook hij had zijn partner verloren, ook hij was een
vluchteling. Ik kon mijn ogen niet van hem afhouden en zoog zijn woorden in mij
op. Ik kon er geen genoeg van krijgen. Mijn hart ging steeds sneller slaan, mijn
bloed steeds sneller stromen en mijn handen gingen trillen.
Aan zo een
goddelijke man kan ik geen weerstand bieden.
Bovendien was een
verbond met deze Trojanen heel gunstig voor ons. We zijn omgeven door allerlei
vijanden en vanuit Tyrus dreigt mijn broer Pygmalion ons met oorlog. Als zij
zich hier vestigen zijn wij sterker, machtiger. Een bijkomstig voordeel.
Oh, wat was hij
leuk en lief en…
En ik had geen
flauw idee of hij ook iets in mij zag. Ik had ook geen flauw idee wat ik moest
doen. Ik zou hem willen verleiden, maar wist totaal niet hoe ik het aan moest
pakken. Als ik een gesprek met hem begon, bleven mijn woorden steken.
Overdag ging ik
met hem jagen, ’s avonds hing ik aan zijn lippen terwijl hij zijn verhalen
vertelde. Lippen die ik zo graag op de mijne zou willen voelen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten