Troje en alle
velden eromheen waren verwoest en geplunderd. We konden niet langer in die
vervloekte oorden verblijven. We moesten vertrekken. Er was niets meer voor ons
daar, geen toekomst, slechts een verleden.
Zelfs de goden
hadden ons verlaten.
De eens zo mooie,
heilige stad Ilion is slechts verworden tot een grote, met as bedekte grafheuvel, omgeven door
herinneringen.
In Antargos, aan
de voet van het Idagebergte zijn we een vloot van twintig schepen gaan bouwen
met als doel ergens anders heen te varen en een veilig toevlucht te zoeken.
Toen het
zomerseizoen was aangebroken zijn wij scheep gegaan.
Met pijn in het
hart lieten wij ons zo vertrouwde vaderland achter. Het land waar wij zulke
mooie, welvarende tijden hebben meegemaakt. Maar tevens het land waar wij negen
jaar hebben moeten afzien onder de belegering van de wrede Achaeërs.
Och, als toen
niet…
Dan was nu niet…
We moeten verder,
voor onszelf en voor onze kinderen. Mijn vader, mijn zoon en ikzelf zijn de
laatst overgebleven afstammelingen van Tros. De moordlustige Atriden en hun
trawanten hebben ons geslacht niet totaal uitgeroeid. Onze bloedlijn zal
voortbestaan.
Wij zijn de
laatsten der Trojanen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten