Polydoros - Jean-Hippolyte Flandrin
Aan de Tracische
kust gingen wij aan wal. De Traciërs waren bondgenoten en ons niet vijandelijk
gezind. Ik besloot daar een stad te laten bouwen en die naar mij te noemen:
Aineiadai.
Nadat ik een
altaar had gebouwd en een stier had geofferd aan de goden, besloot ik het
altaar te decoreren met mooie takken en loof. Ik liep een heuvel op waar fraaie
kornoelje- en myrtestruiken stonden en trok er een jonge struik uit de grond.
Groot was mijn ontsteltenis toen ik ineens grote druppels donker bloed uit de
wortels zag druppen. Ik trok een volgende struik uit de grond; alweer die
druppels bloed. Dat was een slecht voorteken.
Ik smeekte de
nimfen van het veld mij genadig te zijn en probeerde opnieuw een nog grotere
struik uit de grond te trekken. Plotseling hoorde ik een stem die mij smeekte
niet langer het graf te verscheuren van een bloedverwant. Het was de stem van
Polydoros. Hij vertelde mij, dat hij, toen de stad werd belegerd, door koning
Priamos <moge zijn ziel rusten in het huis van Hades> met een grote hoeveelheid
goud gezonden was naar de Tracische koning, zodat hij daar veilig groot gebracht
kon worden. Maar de koning was ter ore gekomen dat het fortuin van Troje
slinkende was en had partij gekozen voor Agamemnon en trawanten. Hij had
Polydoros vermoord en zich meester gemaakt van het goud. De speren waarmee deze
armzalige vermoord was, hadden wortel geschoten en waren uitgegroeid tot struiken.
Die vervloekte
gouddorst maakt vrienden tot vijanden, mensen tot monsters. Heeft vriendschap
dan geen grotere waarde dan goud?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten